Baby communicatie
Baby’s mogen zich dan nog niet in woorden en volzinnen kunnen uitdrukken, communiceren doen ze wel degelijk. Daarvoor hebben ze vele talen ter beschikking, van geluiden maken en later ook rabbelen, tot lichaamstaal. Hoe kun je met de allerjongsten de dialoog aangaan en waarom is dat zo belangrijk? KIDDO sprak met Annelies Roelandt, educatief medewerkster bij VCOK Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang, en Annick Porte, begeleidster bij groepsopvang Sint-Jozef.
De vele talen van baby’s
Wat ?
Annelies Roelandt: ‘Vanaf de geboorte communiceren kinderen en hebben ze, naast huilen, heel wat talen tot hun beschikking. Ze produceren klanken, maken dingen duidelijk via de mimiek in hun gezicht, via een gespannen of net ontspannen lijfje. Of ze ergens heen kruipen of van iets wegkruipen, of ze je aankijken of wegkijken, of ze je stevig vastnemen of net van je afduwen:
Het zijn allemaal waardevolle signalen die je iets vertellen. Een woordenboek of handleiding voor deze talen is er niet: elke baby ontwikkelt zijn unieke taal om dingen duidelijk te maken.
Zo zal de ene baby tonen dat hij nabijheid nodig heeft door te gaan friemelen, een andere door te jammeren of te brabbelen. Reageert de baby vooral op visuele prikkels of eerder op auditieve of voelprikkels? Heeft hij vooral aandacht voor kleuren, of is hij eerder geboeid door de andere kinderen? Ook dat vertelt je iets. En dan zijn er nog de vele subtiele signalen, zoals de richting waarin een baby kijkt, het speeltje dat zijn aandacht trekt, de manier waarop hij zit of de zucht na het drinken. Hierdoor weet je wat een baby op dat moment bezighoudt. De signalen vertellen ook hoe hij zich voelt: wat angstig of twijfelend of juist zelfzeker of enthousiast. Die signalen leren lezen en de eigenheid in de communicatie van elke baby leren kennen is nodig om op de individuele behoeftes van baby’s te kunnen inspelen. De baby zien als een volwaardige communicatiepartner is daarbij een sleutel. Baby’s zijn ook zonder woorden heel competent in het aangeven hoe ze in elkaar zitten en wat ze hier en nu nodig hebben.’
Waarom ?
Annelies Roelandt: ‘Als je gericht ingaat op de vele talen die een baby gebruikt, dan leert die baby: “Ik doe ertoe. Ik word gezien en gehoord én ik heb effect op mijn omgeving. Ik maak een verschil.” Sensitief-responsief reageren op de signalen van een baby is van essentieel belang. Zo leert een baby dat hij iets bij anderen kan teweegbrengen. Het geeft baby’s een gevoel van voorspelbaarheid en vertrouwen in zichzelf en anderen. Dit legt de basis voor een goed welbevinden en een positieve identiteitsontwikkeling. Ook als begeleider is het fijn om te merken dat je de signalen van een baby begrijpt, erop kunt inspelen en kunt voelen dat je een verschil maakt. Doelgericht contact maken en veel praten met een baby zorgt in twee richtingen voor een fijne vertrouwensband. Ook als volwassene doe je aan communicatie, , verbaal en non-verbaal. Dat gaat van aanraking en de intonatie in je stem, tot dichterbij komen, klanken herhalen, benoemen wat je ziet en hoort, een gezichtsuitdrukking spiegelen. Even afwachten kan ook een belangrijk signaal zijn. Geef je een baby pas een volgende hap als hij zelf zijn mond opendoet, dan zeg je: “We doen dit samen en ik respecteer jouw tempo.” Door gesprekjes te voeren met baby’s, leren ze ook hoe communicatie werkt- jij spreekt. en dan ik, er is een beurtrol- en stimuleer je de taalontwikkeling.’
Hoe?
Annick Porte begeleidt in groepsopvang Sint-Jozef (Wet- teren) een verticale leefgroep. Ze deelt met KIDDO hoe zij en haar collega’s de communicatie bij de baby’s in hun groep stimuleren.
Bevraag ouders tijdens het wenmoment
‘De unieke taal van elk kind leren kennen, vraagt even tijd.
Als er een nieuwe baby in de groep komt, zijn de ouders een belangrijke informatiebron. Bij wenmomenten vragen we dingen als “Wat zijn gewoontes? Wat heeft jullie kind graag en hoe laat hij dat zien? Hoe laat jullie baby zien dat hij moe, boos, hongerig is?” We noteren wat ouders ons vertellen en hangen belangrijke aandachtspunten aan de muur. Het helpt om de signalen bij kinderen die we nog niet zo goed kennen beter te begrijpen.’
Dagelijks leren door observeren
‘Als begeleider raak je elke dag meer vertrouwd met hoe een baby in elkaar zit en hoe hij zijn behoeftes duidelijk maakt. De ene baby zal als hij moe is aan een oortje beginnen te friemelen, een ander kind zal een duim in de mond stoppen of krulletjes draaien in het haar. Door die signalen bewust op te merken en te registreren, kun je er steeds beter op inspelen.’
Een kwestie van geduld
‘Geduld hebben is essentieel in communicatie met baby’s. Vertel je iets of kondig je aan wat je gaat doen, dan is het goed om even te wachten voor je verder gaat. Zo geef je baby’s de kans om te reageren. Laat baby’s daarbij ook “uitspreken”: net zoals bij volwassenen is het ook voor hen fijn om te voelen dat ze tijd krijgen om zich uit te drukken, zonder onderbroken te worden. Laat je het gesprek graag wat langer duren, dan kun je extra vragen stellen en de baby op zijn eigen manier laten antwoorden.’
‘Ik heb je gehoord’
‘Je kunt niet altijd meteen ingaan op de vraag van elke baby. Als acht kinderen om je aandacht vragen, kun je hen niet allemaal tegelijk op de arm nemen. Toch kun je ook op die momenten laten merken dat je de vraag gehoord hebt. Bijvoorbeeld door erbij te gaan zitten op de mat en wat extra
aandacht te geven, een liedje te zingen, spelen met klanken, er een boekje bij te nemen. Zo voelt de baby zich gezien en gehoord. Tegelijk geef je andere kinderen de kans om erbij te komen zitten. Het is in verticale groepen mooi om de wat oudere kinderen in interacties te betrekken. Als een ruipertje zeurt omdat het bijvoorbeeld net niet bij een blokje kan, kun je gerust aan een peuter vragen om het blokje wat dichterbij te leggen. Aan de baby geef je het signaal: hier wordt voor jou gezorgd. En peuters vinden het vaak heel fijn om te helpen.’
(To)taalcommunicatie
‘Wat ik opmerk, vertel ik aan de baby. Het is een eenvoudige manier om te tonen dat hij voor mij een volwaardige gesprekspartner is. Bijvoorbeeld: “Ik zie dat je verdrietig bent” of” Je krijgt nu een nieuwe luier” of” Je bal ligt wat te ver, ik zal hem wat dichterbij leggen.” Ook non-verbaal kun je aangeven dat je de signalen van de baby opgepikt hebt, door hem bijvoorbeeld even op te pakken als hij zijn armpjes naar je uitstrekt. Verder benoemen we voortdurend wat we doen en zien. Het horen van je stem is voor kinderen rustgevend, en tegelijk stimuleer je ook de taalontwikkeling.’
Bron: Kiddo nr 6